Om veilig tunnels te kunnen graven, grote gebouwen neerzetten, boren naar olie en gas of CO2 opslaan in de bodem is gedetailleerde kennis nodig van de ondergrond. Geologische Dienst Nederland heeft meer dan honderd jaar onderzoek hiernaar in databases opgeslagen. Deze informatie wordt doorlopend geactualiseerd en staat ter beschikking van belanghebbenden, zoals bedrijven, overheden en particulieren.
De ondergrond van ons land en van het Nederlandse deel van de Noordzee vormen een stevig fundament voor onze welvaart en welzijn. De winning van delfstoffen als steenkool, zout, aardolie en aardgas hebben ons economisch voorspoed gebracht. Relatief nieuwe energiebronnen zijn aardwarmte en schaliegas. Maar de ondergrond dient meer doelen. We besparen bovengronds ruimte door het graven van tunnels en leidingen. In lege olie- of gasvelden is het mogelijk CO2 op te slaan of warmte-koude opslag toe te passen. Voor dit alles is gedegen kennis nodig van de samenstelling en eigenschappen van de ondergrond en ook veranderingen die zich daarin voltrekken, zoals bodemdaling. GDN beschikt over miljoenen gegevens van o.a. boringen en verschillende soorten metingen tot vijf kilometer diepte, die zijn ondergebracht in (DINO), die voor iedereen zijn te raadplegen. Daarnaast is er de grote collectie boormonsters in het Centraal Kernhuis. Dat materiaal blijft ‘analoog’ opgeslagen.
Rekenmodellen GDN heeft een aantal rekenmodellen ontwikkeld om de enorme hoeveelheid gegevens te kunnen omzetten in bruikbare informatie. Op basis daarvan kunnen overheden beleidskeuzes maken en bedrijven activiteiten ontplooien. Zo zijn in het Digitaal Geologisch Model (DGM) de gegevens van tienduizenden boringen uitgewerkt tot een model waarin de lagen in de ondergrond van het hele land tot een diepte van 500 meter nauwkeurig zijn weergegeven. Met het Regionaal Geohydrologisch Informatiesysteem (REGIS-II) zijn lokale en regionale grondwatermodellen te maken. Zo is te zien welke lagen binnen geologische eenheden, ook wel formaties genoemd, goed of slecht water doorlaten. Gemeenten en provincies gebruiken deze gegevens bijvoorbeeld om beslissingen te kunnen nemen over vergunningen. De bovenste dertig meter van de ondergrond is driedimensionaal weer te geven in het model GeoTOP. Dat is van belang om onder meer bodemdalingen te kunnen berekenen en geschikte locaties te bepalen voor grote infrastructurele werken.
Van twee- naar driedimensionaal Een bijzondere taak van GDN is het adviseren van de rijksoverheid in kwesties rond het gebruik van de diepe ondergrond. Dat betreft zowel het te voeren beleid als vergunningverlening in het kader van de Mijnbouwwet. Bedrijven die delfstoffen of aardwarmte willen opsporen en winnen hebben daarvoor een vergunning nodig. Dat geldt ook voor het ondergronds opslaan van stoffen. Bedrijven die onder ons land of het Nederlandse deel van de Noordzee delfstoffen winnen, zijn verplicht de boorgegevens aan GDN ter beschikking te stellen. Deze informatie blijft vijf jaar vertrouwelijk, waarna het in de database DINO wordt opgenomen. De tweedimensionale doorsnede van de ondergrond maakt in hoog tempo plaats voor 3D-modellen. Daardoor zijn veel gedetailleerder beelden in hoge resolutie te produceren. Dat is van belang om steeds betere voorspellingen te kunnen doen van de eigenschappen van met name de diepe ondergrond, waar mogelijk duurzame energiebronnen zijn aan te boren.